(Hoog)begaafdheid

Er is geen eenduidige wetenschappelijke definitie van (hoog)begaafdheid. Toch bieden de diverse theorieën en modellen relevante aanknopingspunten voor een werkdefinitie die bruikbaar is voor de onderwijspraktijk.

De werkdefinitie die wij hanteren is consistent met de belangrijkste aspecten, waarover in de meest bekende theorieën en modellen consensus bestaat, of waarin zij elkaar aanvullen:

KenmerkToelichting
Sterk potentieel(Hoog)begaafde leerlingen beschikken over een in aanleg aanwezig potentieel om tot uitzonderlijke prestaties te komen, behorend bij de beste 10%, op één of meerdere begaafdheidsgebieden
DynamischDe ontwikkeling van talent is een langdurig en dynamisch proces. Zowel persoonlijkheidseigenschappen als de interactie met de omgeving zijn mede bepalend voor de mate waarin het aanwezige potentieel tot zijn recht komt (Mönks, Heller en Gagné)
Creatief denkvermogenEen (hoog)begaafde leerling beschikt over een hoge intelligentie in combinatie met een creatief denkvermogen (Renzulli, Mönks, Sternberg)
Intrinsieke motivatieDaarnaast is er sprake van een intrinsieke motivatie (doorzettingsvermogen) om een taak te volbrengen wat zich onder andere uit in een sterke gedrevenheid wanneer iets hun interesse heeft (Renzulli, Mönks)
Domeinspecifiek(Hoog)begaafdheid is domeinspecifiek (Gardner, Heller en Gagné)
Meerdimensioneel(Hoog)begaafdheid is geen eendimensionaal begrip dat is uit te drukken in een criterium als een IQ "score" > 130. Een hoge score is wel een sterke indicatie van een hoge intelligentie, maar een lagere score sluit dit niet uit. (Hoog)begaafdheid omvat in ieder geval meer dan een hoge intelligentie en intelligentie omvat meer dan een IQ test meet (Gardner, Sternberg)
Kenmerken begaafdheidOp een gemiddelde populatie heeft 10% van de leerlingen kenmerken die kunnen duiden op (hoog)begaafdheid (Mönks, 1995), waaronder indicaties die duiden op een hoge intelligentie
ZijnskenmerkenKenmerken die (mede) het 'zijn' van een begaafd kind bepalen, kunnen zijn: de lat hoog leggen (perfectionisme), kritische instelling, groot rechtvaardigheidsgevoel en gevoeligheid/sensitiviteit (Kieboom, 2016) en o.a. intensiteit, nonconformiteit en een hoge mate van zelfbewust zijn (Silverman, 1993).